FUCHSIA´S VAN A tot Z
Voor
BEGINNERS EN LIEFHEBBERS

 

 

logo

 

 

 

Dit boekje is samengesteld puur uit eigen ervaring.


Index: (klik op rubriek om direct hierna toe te gaan)

  1. INLEDING
  2. HISTORY
  3. HET STEKKEN VAN FUCHSIA'S IN DE PRAKTIJK
  4. VERZORGING IN HET VOORJAAR
  5. ALTERNATIEF: HALF- HYDRO CULTUUR
  6. SNOEIEN IN DE HERFST EN WINTERBERGING
  7. MESTEN EN MESTSTOFFEN
  8. ZIEKTEN EN ONGEWENSTE GASTEN

 

1. Voorwoord:
In dit praktische naslagwerk kunt u de belangrijkste zaken vinden wat betrekking heeft op het hebben en houden van fuchsia’s. Het is samengesteld door mensen met zeer veel praktische ervaring. Zo zal er gesproken worden over het stekken, bemesten en ziekten bij fuchsia’s.
Er zijn in de loop van de jaren vele boeken geschreven over het hebben en houden van fuchsia’s, die veel meer achtergrond informatie verschaffen. Als u meer achtergrond informatie wilt hebben kunt u zich ook altijd wenden tot de fuchsiavereniging bij u in de buurt, zie www.nkvf.nl. Zij zullen u altijd met raad en daad terzijde staan en deze raad is gratis.
Tot slot wil ik u meegeven dat het helemaal niet erg is als er iets misgaat, want dat gebeurd ook nog steeds bij ons.
Zet na de eerste stap de volgende stap en u zult lopen.

Samengesteld door:
Frans van der Vorst
Nuenen: 30 januari 2002
Regio 26 / Zuid Oost Brabant

Bewerkt en herzien door:
Truus en Anton van de Vorst
Versie 1.1: 29 April 2004
Regio 26 / Zuid Oost Brabant

Marc van Hulsen
Versie 1.2: Nederweert: januari 2010
Regio 28 / Noord- en Midden Limburg

2.HISTORIE

Leonhart Fuchs Leonhart von  Fuchs

Leonart Fuchs

In het jaar 1501, dus ruim 500 jaren geleden, werd Leonart Fuchs in de buurt van Nördlingen geboren. Het plaatje hierboven, in werkelijkheid uitgevoerd in houtsnijwerk, illustreerde zijn Kruidenboek "Historia Stirpium" en het "Neue Kreüterbuch", beide werden beroemd.
Leonart Fuchs geldt als een der Väderen van de Botanische- en Heel-planten -kunde.
Hij beschreef talrijke nieuwe plantensoorten, daaronder vele, die toendertijd uit het kort daarvoor nieuw ontdekte Amerika geïmporteerd werden.
De Fuchsia heeft de Geleerde overigens niet zelf ontdekt. Veel meer was het in 1703 de Botanicus Charles Plumier, die zijn nieuwste ontdekking op Thaiti, een "Roodbloeiende Sierplant", ter ere van Leonart Fuchs de naam Fuchsia gaf.
Anderen schrijven deze daad toe aan Linnaeus.

Familie

Het geslacht Fuchsia is een ondersoort van de familie der Onagraceae
(Teunisbloemachtigen). Het is een afgescheiden op zichzelf staande groep planten. Door de geringe specialisatie zou men het een primitief geslacht van planten kunnen noemen.

 

3.HET STEKKEN VAN FUCHSIA'S IN DE PRAKTIJK

3.1 De Stek.

Als men wil stekken in het najaar (september - oktober) kun je het beste half augustus van een bestaande plant enkele takken terug knippen, na 4 - 6 weken zijn hierdoor in veel gevallen prima stekken gevormd.
De mogelijkheid is dan wel dat er wat knop in zit, deze moeten verwijderd worden. Begint de stek wat te verhouten, wat dan bijna niet voorkomt, moet men stekpoeder gebruiken. (Dit is in een tuincentrum te koop). De stekken die op een knoop drie blaadjes hebben zijn zeer geschikt voor het vormen van struiken en bomen. (Zie blz. 7).
Als men in het voorjaar wil stekken (februari - maart - april) moet je in het bezit zijn van een plant die al eerder is opgepot en al vroeg in het voorjaar stekken heeft gevormd. De fuchsiavereniging of vrienden kunnen je meestal ook wel helpen aan stekken.

3.2 Stekgrond

Er zijn twee soorten grond die gebruikt kunnen worden om te stekken:

3.3 Het Maken Van Stekken


a. Kop- of topstek
Voorjaars- of najaarsstek

b. Tussenstek. Let wel: de okselknop moet aanwezig zijn. Een andere reden om tussenstek te maken is de hardheid. Als kopstek te zacht is zal deze verdrogen of gaan rotten



c. Doorgesneden.tussenstek. Let wel: de okselknop moet aanwezig zijn

Snij de stek af op het derde of vierde bladpaar. Indien de stek nog niet hard is, hoeft men deze niet onder de knoop af te snijden en ook geen stekpoeder te gebruiken. Als het blad groot is kan men er gerust de helft afsnijden.Hieltje

De doorgesneden tussenstek wordt gebruikt als je maar weinig stekken hebt. Je maakt namelijk van 1 stek twee stekken. Gebruik wel stekpoeder tegen de wond, het onderste gedeelte tot aan de knoop gaat in de grond.

Als er aan een stek een stukje houtachtige stengel zit spreekt men over stek met een hieltje en deze beworteld zeer goed.
Als men de mogelijkheid heeft om een stek te nemen met drie bladparen, (zie onder rechts) heeft men sneller een dichte struik.

 

Figuur 6

 

 

 

 

 

 

 

Stek met twee bladparen per knop. Stek met drie bladparen per knop.


3.4 Tips Voor Het Stekken


Gebruik altijd een scherp mes, een gerafelde stek geeft meer kans op ziekte.
Kan er niet direct gestekt worden, neem dan een plastic zakje of een krant die je wat vochtig maakt, en leg de stekken daar in; dit voorkomt dat de stek uitdroogt.

Licht is belangrijk, maar zet de stek nooit in de zon. Bij "fel" zonlicht kan men er eventueeler een krant of schaduwdoek boven hangen.
Bodemwarmte van 15 - 20 graden verhoogt de kans op succes.
In principe kan men het hele jaar stekken. De beste tijden zijn al genoemd in paragraaf 3.1.

Het is het beste om gebruikte potjes te desinfecteren voor gebruik. Was gebruikte potjes altijd goed af met zeep en soda of Halamit en spoel ze daarna goed af.

Stekken kan men op diverse manieren; niet iedereen doet hetzelfde. Er zijn eigenlijk twee manieren om te stekken:

  1. Water
  2. Stekgrond

Vergeet niet na het stekken een naamkaartje bij de stek te steken.

 

3.4.1 Water

Stekken op water

Stekken op water

Neem een kopstek en snij die onder een knoop af. Zet de stek in het water. Na een aantal weken worden een aantal wortels gevormd.
Water heeft het nadeel dat de stek in principe twee maal het werk moet doen. Eerst moet deze wortelen op water, daarna moet hij nieuwe wortels vormen in de potgrond. Dit kost tijd en het resultaat is niet altijd veelbelovend. Echter bij moeilijk te stekken fuchsia’s is dit een goed alternatief. Wacht met oppotten totdat de wortels 1 cm lang zijn. Het resultaat is dan het beste.

 

3.4.2 Stekgrond

Neem ziekte vrije stekgrond en maak deze wat vochtig met water dat is gemengd met een schimmelwerend middel, zie hiervoor paragraaf 8.2.1 . Maak de stekgrond niet te nat, want dat bevorderd stengelrot en Botrytis. Vul het potje of stekbak met deze grond. Maak met een dun voorwerp een gaatje in de grond, duw de stek in het gaatje, druk dit licht aan en giet dan met hetzelfde soort water de stek wat aan; dit voorkomt in veel gevallen schimmels.
Het beste bewortelen de stekken als de stekgrond ongeveer 20 °C warm is.

Als de stek al verhout is [bij herfst-stek] gebruik dan 4 bladparen. Snij bij het onderste bladpaar de stek een paar mm onder de knoop af, verwijder de blaadjes bij deze knoop en haal met een scherp mes aan één kant wat bast af. Doop het stekje in stekpoeder en klop het goed af zodat er een dun laagje blijft zitten. Teveel stekpoeder werkt averechts.

Doe nu een plastic zakje om het potje of leg een glasplaat op de stekbak.
Na ongeveer 1 á 2 weken gaat de stek meestal blinken en staat er fris bij. Dit is het teken dat de stek is aangeslagen. Komt er teveel condens onder de glasplaat, draai deze dan om en veeg het water weg. Verwijder ook afgevallen blaadjes.

Na 3 - 4 weken zal de stek een licht groen topje tonen. Dit is het teken dat de stek is geworteld. De stekjes worden nu afgehard door gedurende een kleine week de glasplaat of zakje steeds wat verder open te zetten zodat ze kunnen wennen aan een wat drogere omgeving en een andere temperatuur. Kijk toch even voor men gaat oppotten of de wortels voldoende zijn; één cm is reeds voldoende.
Vervolgens neemt men in de herfst een schoon potje van 5 - 6 cm Ø ; dit is om ruimte te winnen in de winterperiode als je veel stekken hebt en niet al te veel ruimte. Gedurende de winter moeten de stekken in het licht staan en het liefst bij een temperatuur van 9° tot 10° . De groei blijft er dan in.

Let op dat de wortels niet worden beschadigd!

Tip: Het stammetje nat maken met een papje van een schimmelwerend middel. Dit voorkomt Botrytis, zie paragraaf 8.2.1.

Blijf echter wel waken voor uitdroging.


3.5 Onderhoud van de stekken

Zowel in de stekbak en als de plantjes zijn opgepot moet men de zaak schoonhouden. Verwijder alle afgevallen blaadjes en steeltjes. Anders zal ook hier schimmel optreden.
Het voordeel van de herfststek is dat men in het voorjaar al vroeg kan oppotten en kan beginnen met het kweken van struiken en boompjes. Het nadeel is dat ze de hele winter op een lichte en een niet te koude plaats overgehouden moeten worden.

De plantjes van de herfst-stek worden nu niet gemest en geef ze weinig water.
Bij de voorjaars-stek is ± 4 weken geen mest nodig omdat er in goede potgrond voldoende meststof aanwezig is. Geef ook hier niet veel water. Dit voorkomt schimmelziekte en de verdere groei wordt belemmerd.

Als het kan lucht de stekken regelmatig en spuit de opgepotte herfst-stekken ongeveer 1x per maand tegen Botrytis


3.6 Wat Zijn Sporten

Tijdens de groei en bloei van de plant kan er plotseling door de natuur een andere kleur bloem of blad ontstaan. Alleen als men van deze tak stekt, krijgt men in grote lijnen deze bloem of blad terug. Echter, deze plant zal telkens een terugslag krijgen van de oude plant en men moet ieder jaar opnieuw stekken van de tak waaraan de sport zit.
[Sporten stekt men van de tak waar een afwijkende bloem zit]

terug naar boven

4 VERZORGING IN HET VOORJAAR

4.1 Oppotten

We onderscheiden hier een viertal verschillende soorten begin situaties:

  1. De stekken
  2. Een ingekuilde plant.
  3. Een plant die in de herfst alleen gesnoeid is.
  4. Planten voor de volle grond

Elk van de bovengeschreven situaties heeft een eigen methode.


4.1.1 De stekken


De stekken, zoals beschreven in hfst. 3, zijn goed aangeslagen en zullen een grotere pot nodig hebben. In het voorjaar kan dit al een potje van 7 - 9 cm Ø zijn of een grotere pot met een aantal stekken bij elkaar, b.v. de Deense pot of de groene Bresserpot van 26 cm Ø, zie hfst. 0.
Vul dit met goed doorlatende potgrond en plaats hier de gewortelde stek in om verder te laten groeien. Giet ze licht aan met water, het liefst met een schimmeld werend middel, of wat beter is, zet ze even in een bodempje water. Er wordt dan geforceerd dat de wortels naar het water moeten groeien, waardoor je een steviger wortelgestel krijgt.

Ga nu door met oppotten als de plant een grotere pot nodig heeft; dit is nodig wanneer de pot goed gevuld is met hoofdwortels. Men gaat dan uit van een pot die 4 - 5 cm groter is.
Uiteindelijk kan men niet eeuwig doorgaan met een steeds grotere pot. Stop met oppotten als je vindt dat de pot groot genoeg is of dat de plant moet gaan bloeien.

Om een basket te vullen is men beter af met voorjaars-stekken. Die hebben nog een kleine kluit en kunnen dan ook beter door het gaas worden gestoken.
De herfst-stek kan natuurlijk ook; als de kluit wat groter is gebruik dan een krant, draai daar de bladeren in en duw dan de plant van de binnenkant door het gaas. Op deze manier zal de kluit niet worden beschadigd.


4.1.2 Een ingekuilde plant

Het beste kan met oppotten worden begonnen eind februari of begin maart. Dit ligt natuurlijk ook aan het weer en of je zin hebt. Het voordeel van zo vroeg oppotten is dat je tijdig kunt zien welke planten het misschien niet overleefd hebben en kun je eventueel nog voor stekken zorgen.
Verwijder de aarde zoveel mogelijk van de stam en takken en zet de wortelkluit in een geschikte pot. Je kunt ze in eerste instantie in een kleinere pot zetten, waarna je ze later overpoot in een iets grotere pot, maar dit is niet noodzakelijk

Als je de planten opgepot hebt besproei ze dan met een schimmelwerend middel en zet ze dan weg op een plek met voldoende licht. Daarna is het wachten, wachten en …….. tot ze aanslaan.


4.1.3 Een plant die in herfst alleen gesnoeid is
(zie ook 6.2)

Als je de overgehouden planten in de herfst alleen gesnoeid hebt is het verstandig om de planten te voorzien van wat nieuwe potgrond, voordat ze echt gaan uitlopen.
Haal dan zoveel mogelijk zand van de bovenkant en van de zij- en onderkant af (goed ruw maken). Haal hierbij zoveel mogelijk oude potgrond en oude haarwortels weg, snoei ook gerust de hoofdwortels weg die geen haarwortels hebben.
Doe in de pot ± 3 cm nieuwe potgrond, zet de kluit er weer in en vul de rest op tot op 2 cm onder de rand. Dit in verband met water geven.

Je hebt zeker geen grotere pot nodig als er nog veel losse potgrond zit tussen de hoofdwortels en haarwortels.

Als de plant begint uit te lopen zal men ook meteen, licht moeten bemesten en een beetje water geven.

Met de hangers gaat dit precies hetzelfde.


4.1.4 Planten in de volle grond


Steeds meer mensen zetten de fuchsia´s in de volle grond. De planten zijn dan niet zo gevoelig voor droge en natte voeten. Het beste is om hiervoor planten te gebruiken die in de herfst opgepot zijn, omdat deze planten meestal een beter wortelgestel hebben. Natuurlijk moet de nachtvorst uit het land verdwenen zijn.
Werkwijze:

De plant is de eerste weken wel nog vatbaar voor droogte, want de wortels moeten nog in de aarde groeien. Geef ze af en toe zodanig water dat ze ook op zoek moeten naar water in het zand, maar laat ze niet uitdrogen. Let op: De kluit in de grond droogt niet zo snel uit. Ze hebben dus minder water nodig dan een plant in een pot.
Als je ziet dat de plant goed verder groeit, mag je het kuiltje dichtmaken.

Blijf letten op dat de plant niet uitdroogt bij warm weer. De plant kan dan niet voldoende vocht vinden. Geef ze dan om de paar dagen voldoende water.


4.2 Toppen


De herfst-stekken die een grotere pot hebben gekregen, zullen nu verder groeien. Wacht tot er drie bladparen aanzitten. Om de plant te gaan vormen tot een struik haalt men het bovenste bladpaar er af. Dus er blijven 2 knopen met bladeren staan. (toppen)
Top niet vlak voor of na het oppotten. In veel gevallen kan men het stukje dat er af wordt gehaald gebruiken voor een nieuwe stek (voorjaars-stek).
Nu wachten we tot er weer aan de nieuwe uitlopers 3 bladparen zijn verschenen. Ook dan knippen we weer het topje er af. Zo gaan we door tot zich een flinke struik heeft gevormd. Uiteraard worden dan de potten ook iets groter.
Als je vroeg begint, stoppen we meestal in mei; echter je moet er wel rekening mee houden dat na het toppen het nog 6 - 9 weken duurt voordat de bloemen verschijnen.
Kleine of enkelvoudige bloemen ± 6 weken. Grote of dubbelkoppige bloemen ± 9 weken.
Willen we boompjes kweken, dan mag je de stek niet toppen. Dit doen we pas als de goede hoogte is bereikt.


4.2.1 De Kroonboom.

kroonboom
We laten de stek rustig groeien. Ze zullen dan zijtakken gaan vormen. Deze moeten verwijderd worden en de bladeren langs de stam moeten blijven staan. Dat zijn namelijk de saptrekkers voor de groei. Haalt u deze weg dan zal de stek niet doorgroeien en tevens zal de stam heel dun blijven. Geef de plant stikstofmest, maar neem geen mest met een hoog kaligehalte. Als de plant de hoogte heeft bereikt die je zelf wilt, haal dan de top er uit (zie 1 in Figuur 8 ).
We laten van te voren de vertakkingen van de laatste twee bladparen staan. Nu zullen de vertakkingen gaan groeien. Haal dan van iedere nieuwe tak na twee ogen de top er uit; zo gaan we verder tot er een goede kroon is ontstaan(zie 2 en 3 in Figuur 8 ). Een goede kroon is een bolletje van 20 cm doorsnede op iedere stek te formeren. Maar top wel steeds na een of twee bladparen, daar anders de kroontjes te open worden.

Als de boom de goede hoogte nog niet heeft bereikt zal men het jaar daarop verder moeten gaan. In het tweede jaar wacht men tot er aan de top een nieuwe scheut (tak) zich voordoet. Pak deze weer op en laat hem verder naar boven groeien.
Om een mooie plant te krijgen moet hij in het tweede jaar ook veel getopt worden. Dat toppen dient zodanig te gebeuren dat de kronen elkaar raken en om het geheel mooi dicht te krijgen topt u om de twee bladparen. Pas als de kronen van iedere stek goed op elkaar aansluiten kan men stoppen met toppen, waardoor de plant in bloei komt.

De reden dat een mooie plant twee jaar nodig heeft is dat er geen vertakkingen meer plaats vinden als de dagen langer gaan worden. In de plaats daarvan gaan er zich bloemknoppen vormen. Later in het jaar als de dagen weer korter worden is het weer omgekeerd, dan echter zal het bovenste gedeelte niet meer verhouten. Dit stuk zal met de herfstsnoei verwijderd moeten worden.


4.2.2 Zuil Of Snoer.

Voor een zuil of snoer gaan we als volgt te werk.
We laten ook hier weer de stek groeien maar nu laten we de zijtakken en de bladeren staan. Iedere keer als een vertakking twee of drie bladparen heeft, haalt men de top er uit.
We laten de plant groeien tot zich aan de top bloemknoppen gaan vormen.
Op dat moment zal de plant vrijwel niet meer gaan vertakken, dit is na de langste dag
(er zijn uitzonderingen). We halen dan de top eruit en gaan we verder met de eerder gevormde zijtakken. Het jaar daarop laten we de plant hoger groeien zoals bij de kroonboom. Wederom zullen zich zijtakken gaan vormen en zo gaan we verder, net als het jaar daarvoor. Als de juiste hoogte is bereikt haal je de top eruit en ga dan verder met het ontwikkelen van de plant. Het kan zelfs zo zijn dat er nog een derde jaar aan te pas komt. Dit ligt aan het soort fuchsia. De geduldige perfectionist zal met een langzaam groeiende plant een aantal jaren bezig zijn om zijn zin te krijgen.

Om een mooie zuil te maken is er een snellere en eenvoudigere manier. Deze noemen we de nieuwe methode. Deze methode gaat uit van twee stekken die bij elkaar in één pot gezet worden.
De ene vormen we tot een kroonboompje, terwijl de andere de struik wordt die de stam van het boompje aan het oog onttrekt. Aldus ontstaat een zuil die door regelmatig draaien kan uitgroeien tot een eenheid.

Links Snoer, rechts Zuil via de nieuwe methode Zuil via oude methode

 

terug naar boven

5 ALTERNATIEF: HALF- HYDRO CULTUUR

Bij half-hydro gaat men als volgt te werk.
We moeten een pot hebben waarin het onderste gedeelte water blijft staan en het water niet aan de potgrond komt. Een Deense pot is hiervoor geschikt voor te maken, maar je kunt ook een zogenaamde Bresserpot kopen, zie Figuur.

Bresserpot


Advies voordat een Bresserpot wordt gebruikt. Haal het rooster van de pot los en maak nog een klein gleufje in de grootste opstaande voeten met het gat. Hiermee voorkom je dat het water aan de potgrond kan komen.
Leg het rooster los in de pot. Dit is handig als je de planten in het najaar wilt verwijderen.

Vul de Bresserpot met potgrond en vul de pot met 4 á 5 plantjes (advies) in het midden, omdat de plantjes automatisch al naar buiten groeien. Na het oppotten geef de jonge plantjes matig water om de wortelgroei naar het waterreservoir te stimuleren. Na ongeveer 4 weken kan men de wortelgroei stimuleren door licht bij te mesten met b.v. N.P.K. 10 - 52 - 10, tot 1 á 2 gram per liter water.
Zo gauw als de plant goed is beworteld en men een stevige plant begint te krijgen, kan men over gaan met zoveel water te geven dat het uit de gaatjes wegloopt. Daarna kan men bijmesten met 30 - 10 - 10, tot 2 gram per liter water, dit stimuleerd de groei.

terug naar boven

6 SNOEIEN IN DE HERFST EN WINTERBERGING

6.1 Snoeien

Nu we gestekt hebben gaan we denken aan de herfst-snoei van de oude planten.
Vanaf eind augustus houden we op met bemesten. Om de plant voor de winter nog wat sterker te maken geeft men de plant nog wat kali, zie hfst. 7. Dit stimuleert het verhouten van de plant.
Zonder voldoende kali krijgt men geen voldoende afrijping in de nazomer, waardoor problemen kunnen ontstaan in de winterberging.
Er zijn diverse meststoffen in de handel die een hoog kali-gehalte hebben.
We kunnen ook patent kali geven. Dit geven we maar éénmalig.
De hoeveelheid is afhankelijk van de grootte van de plant.
Geef de planten nu zo weinig mogelijk water en laat ze zo lang mogelijk buiten
In de maand september hebben de planten veel minder water nodig, dus pas op.
Echter: als de eerste nachtvorst zich aandient moeten de planten naar binnen.

We gaan dan snoeien. Snoeien is niet verplicht maar je wint er behoorlijk wat ruimte mee. Als het mogelijk is zet men de planten van tevoren onder een afdak zodat de potgrond aan de droge kant is als we gaan snoeien. Er mag beslist niet worden gesnoeid als de potkluit te nat is. De plant is dan bij voorbaat al verloren, omdat dan zeer snel wortelrot optreedt, want zonder blad is er namelijk geen vochttransport meer aanwezig.
Men kan ook de pot van de kluit afhalen en op een krant zetten. Dat droogt sneller.
Bij regenachtig weer kan men de pot ook neerleggen. Dan valt het water ernaast.
Verwijder ook alle bladeren na het snoeien. Het vochttransport in de plant wordt nu gestopt en de plant wordt gestimuleerd om nieuwe knopen te gaan vormen die in het voorjaar weer uitlopen.

De planten moeten verhout zijn. Verhoutte planten mag men flink terug knippen.
We hoeven nu nog geen rekening te houden met de vormgeving. Dat doen we in het voorjaar. Gebruik een scherpe ontsmette schaar en laat bij de struiken en bomen van iedere zijtak 2 ogen staan en verwijder alle bladeren. Bij hangers laat men 2 ogen buiten de pot staan en ook hier worden de bladeren verwijderd.

Controleer de potkluit nog even na op larven van de taxuskever, zie paragraaf 8.1.8. en
wormen, zie paragraaf 8.1.4, moeten ook verwijderd worden. Deze zitten meestal tegen de potwand.
Het is niet verkeerd de planten nog eenmaal te spuiten tegen schimmel en ongedierte.
Kijk ook even of de naamplaatjes nog aanwezig en te lezen zijn.
Dan gaat de plant in de winterberging.

Zijn de planten nog niet verhout (vooral jonge planten), haal dan ongeveer 1/3 van de plant af en laat het blad staan. We moeten de plant nu behandelen als een kamerplant bij een temperatuur van ongeveer 10° tot 15° Celsius en weinig water; net genoeg om het blad groen te houden. Ook hier is een keer spuiten en het naamkaartje te controleren aan te raden. Zorg dat deze planten voldoende licht krijgen.

PAS OP DAT DE KLUIT NIET TE NAT IS: EERST DROGEN EN DAN SNOEIEN!


6.2 Overjarige Struiken En Bomen

Na het oppotten van de planten zullen ze na een tijdje gaan uitlopen. We kunnen ze hiermee helpen door de plant dikwijls te nevelen op het hout. De slapende ogen worden hiermee wakker gemaakt. Het aantal uitlopers zal dan ook duidelijk meer zijn.
We beginnen dan met de vormsnoei. Als we eerder beginnen is de kans dat u er een verkeerde tak verwijderd wordt groot. Wees niet zuinig met snoeien; de plant moet straks n.l. lucht en licht krijgen.
Van iedere tak die er overblijft laten we twee ogen staan.
Bij hardere groeiers kan men volstaan met één oog (knoop).
Zijn dan de uitlopers weer lang genoeg beginnen we ook hier weer met toppen.
Let wel op dat je bij iedere top die er af gaat twee nieuwe takken terug krijgt.
Als je te weinig snoeit of te veel topt overwoekert de plant en krijgen de bloemen geen kans. Ook op tijd wat uitdunnen geeft de plant lucht.
Ook hier geldt dat er pas bloemen komen 6 tot 9 weken na de laatste top.

Wel moet men er rekening mee houden dat het opkweken in een mooie vorm enkele jaren duurt. Het eerste jaar van opkweken zal de plant ook niet bloeien, omdat er dan steeds getopt wordt en de bloei daardoor uitblijft.
Wil men een plant met korte internodia wat sneller laten uitgroeien (dus met langere internodia), zet de plant dan in de schaduw. In de winter moet de plant in het licht staan en aan de groei gehouden worden. Als het in de winter vochtig is in de kas mag er niet getopt worden, daar dan de kans op het ontstaan van botrytis op de wondjes erg groot is. Wacht met toppen tot er een dag geen vorst is, de zon schijnt en de kas gelucht kan worden.


6.2.1.1 Verjongingssnoei.

Het kan zijn dat door de jaren een plant zo is uitgegroeid dat we van onderen te veel kaal hout gaan krijgen. Deze plant staat dan te hoog op poten. Van onderen niets en van boven alles. Deze plant kun je dan gerust radicaal snoeien tot op een paar korte takken na.
Vrees niet, als de plant leeft loopt hij beslist weer uit!


6.2.1.2 Overjarige zuil of snoer.


In principe snoeien we hier hetzelfde; alleen is dit iets eenvoudiger.
Alle zijtakken van de stam kan men op één of twee ogen terugsnoeien; wacht wel even op de uitlopers. Als er al dubbele vertakkingen zijn kan men deze ook op dezelfde manier snoeien. Voor de piramide laat men van onderen de uitlopers wat langer groeien.

Het vormen van de piramide.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zuil via oude methode Gesnoeide zuil via oude methode


6.2.1.3 Overjarige hangers.


Hangers snoeien we meestal terug op één of twee ogen buiten de pot.
Na het uitlopen moeten meestal de verhouten takken wat uitgedund worden

Snoeien en vormen van een hanger.

Hanger of half hanger Hanger of half hanger


6.2.1.4 Kroonboom.

Voor het uitdunnen van de kroonboom gaat men te werk al is het een struik

Snoeien en vormen van de struik.

 

Kroonboom. Het snoeien van een kroonboom

Eenjarige struik Gesnoeide eenjarige struik.

Meerjarige struik. Meerjarige gesnoeide struik



6.3 OVERWINTEREN VAN FUCHSIA’S

6.3.1 INLEIDING

Iedere fuchsialiefhebber heeft zo zijn eigen manier om zijn planten de winter door te loodsen. De methode die hij of zij toepast is vaak afhankelijk van de ruimte die men ter beschikking heeft. Zo zal men in een rijtjeshuis binnen de bebouwde kom meestal minder ter beschikking hebben dan een boerderij of tuinbouwbedrijf waar men wel een plek in de schuur respectievelijk in de kas vrij kan maken om de fuchsiaplanten te laten overwinteren. Bij de keuze van overwinter-methodes is tevens van belang hoeveel planten men moet opbergen; het maakt nogal verschil uit of men 50 of 500 planten moet opbergen.

De winterberging kunt u eigenlijk op twee verschillende manieren doen.

  1. In een kast of donkere plek.
  2. Inkuilen


6.3.2 IN EEN KAST OF DONKERE PLEK


Dit is de gemakkelijkste methode als men de plaats heeft.
Er zijn echter drie punten die men niet mag vergeten:


6.3.3 INKUILEN

6.3.3.1 OVERWINTEREN IN TEMPEX BAKKEN

Een overwinteringmethodes voor klein behuisde is het opbergen van de planten in tempex bakken. Bij de hier beschreven methode wordt al ruim 10 jaar gebruik gemaakt van bakken met de afmetingen 75 x 35 x 16 cm (binnenafmetingen: lengte x breedte x hoogte). In één bak kan men makkelijk 20 à 25 planten opbergen. Indien men bakken van dezelfde afmeting (en van dezelfde leverancier) heeft zijn de bakken gemakkelijk op elkaar te stapelen en kan men zonder problemen 6 bakken (met in totaal tenminste 120 planten) op elkaar stapelen. Ze nemen dus weinig plaats in.

 

Overzicht hoe de planten zijn neergelegd.


6.3.3.2 VOORBEREIDINGEN


Vanaf begin september krijgen de planten steeds minder mest; eventueel afharden met NPK 14.4.34 en vanaf midden september ook minder water. Als er regen wordt verwacht de planten zoveel mogelijk afdekken of onder de overkapping plaatsen om de potgrond droog te houden, echter niet laten uitdrogen. Laat de planten zo lang mogelijk buiten staan, eventueel onder een overkapping, tot de temperatuur lager dan 5 ºC (vanaf ca. midden oktober) dreigt te worden. Dan de planten terugsnoeien tot 2 of 3 knopen, de potgrond geheel verwijderen, het verhoute deel (dus niet het wortelgestel) bespuiten of onderdompellen in een bak water met een schimmelwerend middel en vervolgens in een tempex bak, gevuld met een laag (5 à 6 cm) „droge turf” of „droge” potgrond leggen (zie opmerking 1). Zodra er voldoende planten een plaatsje in de bak hebben gevonden de tempex bak tot de rand vullen met turf of potgrond.

Tempex bakken gevuld en gestapeld voor de winterberging.


6.3.3.3 VOORDELEN VAN DEZE METHODE


6.3.3.4 OPMERKINGEN

  1. De gebruikte turf of potgrond in de tempex bak mag niet kurkdroog zijn om te voorkomen dat de planten uitdrogen; daarentegen ook weer niet te nat om te voorkomen dat de planten gaan rotten.
  2. Zet de planten zo koel mogelijk weg om verdamping van vocht in de turf/potgrond zo veel mogelijk te voorkomen.
  3. Als men tijdens het verwijderen van de potgrond planten aantreft met een aangevreten wortelgestel dan is het praktisch zeker dat er larven van de taxuskever in de potgrond zitten. Wil men de potgrond bewaren, bijvoorbeeld voor gebruik in de tuin, dan deze goed controleren en de larven doden. Voorkeur: meteen in de container deponeren.
  4. Voorzie elke plant met een label met de naam van de cultivar. Gebruik goede labels („oude” labels worden hard en breken daardoor sneller) en beschrijf deze met waterproof pen.
  5. Het loont de moeite om de tempex bakken te nummeren en te noteren welke cultivars in welke bak zitten. Handig bij het weer oppotten na de winter!
  6. Zover bekend zijn de bakken niet te koop; ze worden gebruik voor vervoer van vis en bloemen. Misschien te „krijgen” of te koop bij vishandel (markt?) of bloemenveiling!

terug naar boven

7 MESTEN EN MESTSTOFFEN

Hierover is al veel gesproken en veel liefhebbers hebben daar hun eigen mening over.
De meesten doen het dan ook op hun eigen manier. De één gebruikt korrelmest, de ander koemest, Culterra of Osmocote. Dan zijn er ook de chemische meststoffen nl.: Peetersmest, Kristalon en Albatros.
Hoe dan ook, de plant moet groeien en bloeien en dan zijn meststoffen onmisbaar.
Voor het leven van de plant zijn noodzakelijk:
Koolstof, waterstof, zuurstof, stikstof, zwavel,fosfor, kalium, kalk, magnesium en ijzer.
Het is wel een hele mond vol maar ontbreekt één of meer van deze voedingsstoffen dan zal de plant zich niet goed ontwikkelen. In goede potgrond zijn bovenstaande bestanddelen al aanwezig maar niet voldoende om de plant het hele seizoen in goede conditie te houden. Daarom zullen we regelmatig moeten bijmesten. Als de plant is opgepot met nieuwe potgrond zal men de eerste weken geen meststoffen hoeven te geven. Daarna begint men met mesten.
De meststoffen die de plant het meest nodig heeft zijn:
Stikstof (N)- Fosfor (P)- Kalium (K).


7.1 Mengmeststoffen

Om alle mengmeststoffen die in de handel zijn op te noemen is ondoenlijk. De meest gebruikte zijn dan als volgt:


7.1.1 Osmocote

Dit is in diverse samenstellingen in de handel. Osmocote is een mestkorreltje omgeven door hars. De dikte van het laagje hars en de temperatuur bepalen de tijdsduur van de werking. Bij gebruik van Osmocote moet je bijmesten met de bovengenoemde meststoffen. Osmocote bezit geen sporenelementen. Het beste mengt men Osmocote door de potgrond vóór het oppotten van de planten. Gebruik hiervoor ongeveer 160 gram per zak potgrond van 40-45 liter.

Voorbeeld:
We vullen de pot met potgrond die bemest is met bv. Osmocote 9 - 11 - 18 - 2
(werkzaamheid van 6 mnd is voldoende, maar kunt ook die van 9 mnd nemen). Gebruik ongeveer 25 gram voor de Deense- of Bresserpot of 4 kilo per m3 potgrond.


7.1.2 Kristalon, Peetersmest en albatros

Kristalon: Lost niet zo snel op en de plant neemt het ook minder snel op;
Peetersmest: Lost snel op en wordt ook snel opgenomen.
Deze meststoffen zijn in diverse samenstellingen in de handel en zijn oplosbaar in water. De meststoffen worden door de planten direct opgenomen en moeten dus regelmatig worden toegediend. U kunt dit eenmaal per week geven of elke keer als de plant water vraagt een klein beetje toedienen. De hoeveelheid staat op de verpakking.

Let op: Bemest nooit op een droge kluit. U hebt grote kans dat de haarwortels zullen verbranden.
In de onderstaande tabel staat een te gebruiken richtlijn.

Beworteling: mrt./apr.: 10-52-10, 1l/2gr/l bladbemesting (max.) of 2 gr/l gieten (max.)
Groei:
apr./½jun.: 30-10-1, 2 gr/l gieten
Knopvorming:
apr./½jun.: 9-45-15, 2 gr./liter gieten
Groei/bloei:
jul./aug: 20-20-20, 2 gr/l gieten
Kristalon:19-06-20+03MgO+B+Cu+Mona
1ste bloei: 30-10-10, 2 gr/l gieten
9-45-15, 2 gr/l gieten
Afharden:
sept.: 15-11-29, 2 gr/l gieten

 

7.1.3 A.S.F. - korrels of nitrophosca

De meest gebruikte samenstelling van nitrophosca is 12 - 12 - 17 – 2 (N.P.K.MGO). Het is een blauwe korrel die men op de pot strooit en wat inwerkt. Het is snelwerkend maar kan verbranding geven.


7.1.4 Organische meststoffen

De meest gebruikte zijn: Faforit, Culterra en Koemest Dit zijn gedroogde dierlijke meststoffen. Die kan men op de kluit strooien en wat inwerken. Faforit en culterra geven geen verbranding; bij koemest moet men oppassen. Deze stoffen kunnen ook door de potgrond gemengd worden.


7.2 Praktijkervaring Mesten

7.2.1 In een pot

Ik gebruik meestal Peetersmest of Albatros.
Albatros heeft het voordeel dat daar meer sporenelementen inzitten.
We beginnen als de plantjes in de verwarmde kas staan, ongeveer eind februari of maart, nadat ze ± 4 weken zijn opgepot of met de plantjes die in het najaar zijn opgepot.
We gebruiken dan bladbemesting: 27 -15 -12. Dit hoeft niet iedere week; we gebruiken dan een gram per liter water. Dit wordt prima opgenomen door de gehele plant.
Het blad krijgt dan een mooie groene kleur.
Zorg wel dat het geheel niet te nat wordt dit i.v.m. schimmelvorming.
Een ventilator in de kas is een goed hulpmiddel om dit probleem zo veel mogelijk te voorkomen.

In april gaan we verder om het wortel gestel te verbeteren en geven dan iedere week een oplossing van de meststof: 10-52-10. Dosering 1 tot 1½ gram per liter water.
Ook hier weer oppassen dat de kluit niet te nat wordt.
We kunnen dan rustig een week overslaan. Ook de grotere planten kan men nu mondjesmaat wat mest geven. Bij de planten die met weinig potgrond zijn opgepot moet men wat eerder met bemesten beginnen. In mei als de planten goed zijn geworteld, gaan we ze laten groeien.
We gaan nu over naar de meststof: 30-10-10 . Dosering 2 gram per liter water.
Dit doen we voor bomen en struiken ± 4 weken en voor de hangers mag dit gerust 3 weken langer zijn. We zijn dan beland in juni of juli en kunnen we overgaan naar de neutrale meststof: 20-20-20. Dosering 1½ - 2 gram per liter water. Dit doen we dan iedere week.
Regelmatig wat bitterzout toevoegen voor groene bladeren.
Als het extreem warm weer is kan men het beste niet bemesten.
Dit in verband met de zouten die dan vrij komen. Ook als het regent ga dan niet alsnog met de gieter waar mest in zit langs de potten. Sla rustig een week over.
Gaan we met de plant naar een tentoonstelling, geef dan drie weken van te voren een oplossing van: 10 - 52 -10. Dit is voor het bevorderen van de bloemknoppen. Als extra geeft men de plant iedere maand, naar gelang de grootte, wat culterra. Dit kunnen we op de kluit strooien en wat inwerken. Culterra bezit sporenelementen. Als we dit op de kluit strooien zal er schimmel ontstaan, maar dit kan geen kwaad en heeft niets te maken met schimmelziekten.
Begin september houden we op met mesten. Dit is om de plant gereed te maken voor de winter. We geven dan wel wat kalium om de plant beter te laten verhouten.
Patent kali geven we eenmalig.
Als het gaat vriezen is de plant gereed voor de snoei en de berging.
Zieke planten niet bemesten! ! !


7.2.2 In de volle grond.

Strooi in begin juli nog een beetje culterra of nitrophosca langs de stam. Doe dit bij voorkeur bij nat weer om verbranding te voorkomen, anders moet je zorgen dat je voldoende water geeft en dat er een aantal dagen geen zon op de voeding schijnt. Je hebt anders kans op verbranding van de wortels met de kans dat de plant zal sterven. Herhaal dit nog een keer begin augustus.


7.3 Belangrijk

terug naar boven

8 ZIEKTEN EN ONGEWENSTE GASTEN

Helaas komt er bij het kweken van de fuchsia ook een mindere prettige kant naar voren. Fuchsia's krijgen nogal eens bezoek van "gasten" die de plant liever niet ziet. In dit hoofdstuk zullen de belangrijkste insecten en schimmels behandeld worden. Ook worden de belangrijkste verdelgingsmiddelen beschreven met een aantal tips voor de gebruiker die niet op de verpakking staat.


8.1 Insecten

Het ene jaar zult u er meer last van hebben dan het andere jaar.
Bij warm weer zullen witte vlieg en bladluis zich naar hartenlust kunnen vermeerderen, terwijl dan ook de cicade's hun slag slaan. In een ingesloten tuin heeft men vaker last van ongedierte. Oplettendheid is dan geboden. Maar meestal kunnen deze ongewenste gasten, mits tijdig aangepakt, goed worden bestreden. Voorkomen is beter dan genezen. Daarom is het altijd beter, vóórdat deze insecten zich op de plant werpen, de planten te behandelen met een goed preparaat.


8.1.1 Bladluis

Groene, trage insecten die vooral op de jonge toppen en bladeren zitten. Aantasting door bladluis veroorzaakt blad krulling. De bladluizen scheiden een kleverige stof af, waarop zich bij ernstige aantasting de roetzwam kan ontwikkelen. De bladeren worden dan zwart. De gehele plant ook de onderkant van de bladeren goed bespuiten

Oplossing:
Calypso, Pyretrum, Admire-N, InsectenPin
Bij hevige aantasting spuit de luizen van de plant af met een flinke straal water.


8.1.2 Cicade

Vlug bewegende, licht groene insecten die wegspringen als men het blad aanraakt. Ze komen voor op de onderkant van het blad. Cicade's veroorzaken vergeelde, verdorde bladranden die verbrand lijken. Ze bewegen schuin over het blad. Bij ernstige aantasting kan de plant alle bladeren verliezen. Het beste kunt u de plant terugsnoeien en behandelen met een bestrijdingsmiddelen.

Oplossing: Calypso, AdmireN, Provado, InsectenPin

 

 

8.1.3 Pissebedden


In de kas komen regelmatig pissebedden voor. Deze diertjes schuwen het licht en kruipen vaak onder de bloempotjes. 's Nachts kunnen ze wat schade toebrengen aan de jonge fuchsia. Blad en stengel zijn dan vooral bij de grond aangevreten.



Oplossing:
Ze zijn te vangen met dotjes vochtig hooi, een uitgeholde aardappel of onder een vochtige lap.

 

 

8.1.4 Regenwormen

Dit zijn nuttige diertjes. Ze kunnen alleen in de winterberging schade toebrengen. Gaan ze in de pot mee naar binnen en verpot u pas in februari of schut u ze bij het verpotten niet uit de kluit dan moeten ze, om in leven te blijven, ook de gezonde wortels gaan aanvreten. Let dus op bij het binnen halen op weggekropen regenwormen. Aan hoopjes wormenmest onder de pot kunt u zien dat er een worm in de pot zit. Door tegen de pot te kloppen komen ze boven de grond.

Oplossing: Handmatig verwijderen.


8.1.5 Rupsen


De fuchsia kent eigenlijk maar één soort rups die met voortvarendheid de plant opeet. Dat is de olifantsrups van de mooie en vrij zeldzame pijlstaartvlinder. Dit is een nachtvlinder. Zij kunnen de fuchsia snel en grondig kaal vreten. Olifantsrups is te herkennen aan de kleine kop die op een slurfje aan het dikke grijze lichaam vastzit. Ze zijn eerst groen en verkleuren later naar zwartbruin Je kunt ze vrij gemakkelijk met de hand verwijderen.
Oplossing: Handmatig vangen, Pyretrum


8.1.6 Slakken

De schade die de slakken aan de fuchsia veroorzaken is gering. Meestal worden enkele jonge blaadjes aangevreten. De naaktslak veroorzaakt de meeste schade. Ze prefereren grondsoorten waar gemakkelijk gaten in te maken zijn. Slakken houden van vocht en donker; in de zon drogen ze uit.

 


 

Oplossing:
Je kunt ze vangen in omgekeerde bloempotten met een vochtig dotje hooi of met slakkenkorrels.

 

8.1.7 Spint

 

Kleine, nauwelijks zichtbare spinnetjes aan de onderkant van het blad die u het beste met een vergrootglas kunt bekijken. Het zijn zuigende insecten en de onderkant van het blad wordt bedekt met zilverachtige spinseldraadjes. Bij ernstige aantasting valt het blad af. Spint komt vooral voor in de verwarmde kas. De schade van de plant gaat van onderen naar boven. Droogte en warmte bevorderen het optreden ervan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Oplossing:
Pyretrum, Masaï
Ze kunnen ook slecht tegen water. Door regelmatig de plant te besproeien beperkt de aantasting of verdwijnen.

 

 

 

8.1.8 Taxuskever

Larve Taxuskever Volwassen Tuxuskever

Een zwart-bruine kever van 1½ cm lang. De kever vreet, voornamelijk ´s nachts ronde gaten in het blad. De larven leven in de potgrond en vreten aan de wortels. Deze geelwitte larven zijn vrij dik en 1½ cm lang. Ze lijken op een made. Doordat de larven in de grond leven, is het kwaad veelal reeds geschied voordat men iets ontdekt heeft.

Oplossing:

Er is hiervoor geen bestrijdingsmiddel in de handel. Je kunt de larve wel biologisch bestrijden met gebruik van een insectenparasitair aaltje dat de naam heeft van Heterorhabitis megedis. In vrijwel elk tuincentrum zal men u aan het gewenste middel kunnen helpen.

Het is goed om te weten wat de levenscyclus is van deze boosdoener voor biologische bestrijding.
Vanaf half maart tot begin juni zijn de larven actief en vreten zij aan wortels. In deze periode zijn de larven goed te bestrijden. Vanaf half april tot eind juni verpoppen de larven. Van half mei tot begin oktober zijn de kevers actief en vreten aan gewassen. Begin juni tot begin oktober leggen vrouwtjes hun eieren. Vanaf half juli tot begin november zijn de larven actief en vreten zij aan wortels van gewassen. In deze periode zijn de larven goed te bestrijden. Vanaf begin november gaan de larven in rust.

Tijdig ingrijpen is beter dan bestrijden. Probeer de larven daarom vóór de winterberging te verwijderen door de potkluit te controleren. De kevers kunt u 's zomers vangen door een bloempotje, gevuld met een plukje hooi of garen, omgekeerd tussen de plantjes te zetten. De kevers verschuilen zich in het potje en kunnen 's morgens worden verwijderd.

 

8.1.9 Trips

Tripsen zijn bijna onzichtbare insecten die zich in de topjes van de plant vestigen.
De bladtopjes krullen op (misvorming) en de groei wordt belemmerd. In dit geval kunt u het beste het topje verwijderen en de aantasting bestrijden.

Oplossing:
Calypso, Pyretrum, Provado

 

8.1.10Wants

Lijkt op Trips en doen eigenlijk precies hetzelfde, is alleen wat breder. Het is een groengeel stekend en zuigend insect. Achter de kop heeft hij een driehoekig schildje. De wants komt vooral voor in een bosrijke omgeving, speciaal bij berken. Ze verspreiden een scherpe, onaangename geur. De wants voedt zich vooral met de jonge toppen en bladeren. Om dit voedsel beter op te nemen spuiten ze een giftig enzym in de bladeren waardoor deze gaan krullen. (misvoming).

 

Oplossing: Calypso, Pyretrum

 

8.1.11Witte vlieg

Kleine, wit bepoederde, zuigende insecten, die onmiddellijk opvliegen als men de plant aanraakt. Ze komen voor op de onderkant van het blad. Bij ernstige aantasting kan de groei geremd worden. Witte vlieg vermeerdert zich snel zodat men enige keren achtereen moet spuiten met tussenpozen van vijf á zeven dagen. Vooral aan de onderkant van het blad spuiten.

 

 

 


Oplossing:

Admire-N, Pyretrum, Provado, InsectenPin, Gele kleverige vallen in kassen.
Calypso werkt voornamelijk op de larve (Onderkant bespuiten). Het product is ~10 dagen werkzaam daarna herhalen.

Let op: Witte vlieg moet deugdelijk bestreden worden, want ze worden steeds residenter tegen insecticide. In eerste instantie worden dan ook de gele kleverige vallen in kassen aangeraden.

 

8.1.12Wolluis

Bij dopluizen is het schild met insectenlichaam vergroeid. Bij de wollige dopluis vormmt het vrouwje met behulp van wasdraden een eizak. In de eizak worden tot 1500 eieren afgezet.
Eris één generatie per jaar. De verspreiding geschiet door insecten, vogels en wind. De wollige dopluis komt voornamelijk voor op houtige gewassen.

Oplossing:
Admire-N; Actellic; Provado Plus; Insectenpin; Confidor 200 SL

 

 

8.2 Schimmelziekten

8.2.1 Botrytis

Een grauwe schimmel die op het blad en vooral langs de stengel voorkomt. In de winter zijn vooral de stekken gevoelig, wanneer de luchtvochtigheid in de kas of overwinteringplaats te hoog is. (Ideaal is 70%). In deze tijd de planten niet te dicht opeen plaatsen. Afgevallen blad en bloem verwijderen en bij vorstvrij weer luchten. Ook een ventilator in de kas is een goed gegeven.

Oplossing:
Spuitzwavel, Teldor.
Verwijder meteen de aantasting. Het beste is de planten preventief te behandelen met Teldor voordat de kwaal er is.


8.2.2 Bladverkleuring en blad afval

Beide kunnen verschillende oorzaken hebben, maar de plant komt magnesium of ijzer tekort. U moet hier zelf de oorzaak opzoeken. Mogelijke oorzaken:


8.2.3 Knop afval

Dit komt door plotselinge klimaatveranderingen. Vooral als de planten van binnen naar buiten gaan of omgekeerd. Ook bij een te droge omgeving en grote hitte ontstaat knopafval. Bij grote droogte de plant nevelen (liever niet in de volle zon, anders zonnebrand). Bij grote hitte de omgeving van de plant nat maken.


8.2.4 Roest

Is een schimmel die gemakkelijk door andere planten en personen wordt overgebracht, dus erg besmettelijk. De zwam zit als een oranje sporehoopje aan de onderkant van het blad. Aan de bovenkant van het blad zijn grijsblauwe ronde vlekken te zien. De verspreiding vindt plaats door sporen. Na aanraking van een besmette plant doet u er goed aan de handen te wassen. Dit om te voorkomen dat ook andere planten besmet raken. Het is aan te raden wanneer u een nieuwe plant aanschaft deze geregeld te controleren. Bij aantasting met roest vallen alle bladeren af.
Bij ernstige aantasting de plant vernietigen, liefst door te verbranden. Wind kan ook de roest verspreiden zodat dan de hele tuin wordt besmet.
Let er dus op dat bij de eerste ontdekte ROEST er snel wordt gehandeld.

Oplossing:
Exact, Finesse, Rosacur
Bij beginnende roest de aangetaste bladeren verwijderen en vernietigen. Daarna de plant drijfnat spuiten met Exact en dit na 7 dagen herhalen. U doet er goed aan om dan ook de planten in de omgeving te spuiten.

 

8.2.5 Voetrot of wortelrot

Ook dit is een schimmelaantasting. Dit ontstaat als de plant constant te nat staat. De plant verwelkt. Soms verkleurt de stengel bruin. Als je de plant uit de pot haalt zijn van de worteluiteinden alleen de centrale cilinders nog over.
Zorg voor goed doorlatende potgrond en zorg voor een goed wortelgestel. (Zie mesten). Behalve bij halfhydro staat de fuchsia niet graag met de wortels in het water. Bij lichte voetrot moet men de plant terug knippen en de potgrond vernieuwen. Bij ernstige aantasting is de plant verloren. De potten moeten daarna zeer goed worden schoongemaakt, ontsmetten en goed naspoelen.

 

8.2.6 Meeldauw

Echte meeldauw Valse meeldauw

Er zijn twee soorten meeldauws:

  1. Echte meeldauw
  2. Valse meeldauw (Ook wel bladvlekte ziekte genoemd)
  Echte meeldauw of witziekte Valse meeldauw of bladvlekkenziekte
Plaatsing van aantasting bovenkant van de bladeren
onderkant van de bladeren
Uitzicht Eerste witte poederachtige aanslag en later wit schimmelpluis op de bladeren. (soms zien we de schimmel ook aan de onderkant) Bladeren krullen vaak deels op en vallen af. onderkant: grijs pluis bovenkant: gele vlekken die soms bruin verkleuren
Op of in de bladeren

schimmels bovenop de bladeren met kiembuis doorheen de celwand van de planten om er voedsel en water uit te zuigen. De vlekken zijn aanvankelijk gemakkelijk van het blad af te vegen. schimmels groeien deels in het plantenweefsel van de gastheer. De vlekken zijn dan ook niet van het blad af te vegen.
Kiemomstandigheden Droge omstandigheden nodig om te ontkiemen. De schimmelsporen bevatten zelf voldoende water en voedsel om te kunnen kiemen. Minimumtemperatuur nodig van 20°C (= zomerschimmel) Vochtige omstandigheden nodig om te kunnen ontkiemen. (= nat weerschimmel)
Oplossing Spuiten met Zwavel; Exact; Rosacur. Wegsnoeiing aantasting en spuiten met Finesse.

Dit is een witte schimmel die het blad doet afvallen en de waterhuishouding in gevaar brengt. Hij is duidelijk te zien door de ronde witte vlekken. Preventief bespuiten is aan te bevelen.

 

8.3 Bestrijdingsmiddelen

Een paar bestrijdingsmiddelen nader belicht. Dit zijn producten van het merk “Bayer” en zijn goed verkrijgbaar. Er zijn natuurlijk meerdere bestrijdingsmiddelen merken. Neem voor de werking contact op met het tuincentrum. Door strengere milieu normen worden soms ook producten uit de handel genomen. In dat geval kunt u ook contact opnemen met het tuincentrum.


8.3.1 AdmireN

AdmireN is werkzaam tegen bladluizen en witte vlieg op sierplanten alsmede tegen bladluizen en wantsen op fruit. Admire N mag niet op bloeiende planten worden gespoten. Ook kan AdmireN ook via een aangiet behandeling worden toegepast. De Anti-Stress-Formule zorgt voor extra groei, bloei en weerstand.
Productkenmerken:

AdmireN kan men naast spuiten ook aangieten. Het wordt dan preventief gebruikt en werkt dan een aantal maanden. De dosering is hetzelfde als voor het spuiten en werkt na een paar weken. U gebruikt dus wel wat meer maar heeft er het hele seizoen plezier van.
Het begieten kan men het beste in april doen waarbij de potkluit royaal nat gemaakt wordt.


8.3.2 Calypso

Calypso vloeibaar is werkzaam tegen hardnekkige luizen zoals; blad-, dop-, schild- en wolluis, wantsen en trips.
Productkenmerken:


8.3.2 Calypso

Calypso vloeibaar is werkzaam tegen hardnekkige luizen zoals; blad-, dop-, schild- en wolluis, wantsen en trips.
Productkenmerken:


8.3.4 Pyretrum

Pyretrum is een biologisch product. Als de vloeistof op de plant opgedroogd is er geen werking meer.
Biologisch bestrijdingsmiddel tegen bladluis, trips, wantsen, witte vlieg, spint, enz… Niet schadelijk voor mens en natuur. Kan zonder risico gebruikt worden tot aan de oogst. Zeer snel afbreekbaar. Ook heel goed te gebruiken als bestrijdingsmiddel op vijverplanten.

Het grote voordeel is de snelle biologische afbreekbaarheid. Er wordt dus geen schade berokkend aan mens of natuur en is bovendien absoluut veilig voor bijen. Het effectief bestrijden van bladluizen, trips, witte vlieg, rupsen, kevers en wantsen op groente-, fruit- en siergewassen is mogelijk. Het te behandelen gewas moet van alle kanten goed bespoten worden, vooral de onderkant van het blad. Het is aan te bevelen s’avonds te behandelen, want overdag droogt de vloeistof veel vlugger op. En als de vloeistof is opgedroogd, zijn de werkzame stoffen afgebroken en uitgewerkt. De bespuiting zonodig na een week herhalen. Belangrijk: Wacht na de behandeling van fruit en groenten minstens 2 dagen met oogsten. Op die manier ben je zeker dat alle actieve bestanddelen zijn afgebroken.